Sportgerelateerde hartstilstand (SGHS)

Journaal type
Publicatie
Info voor
Sportartsen

Hartstilstand bij jonge sporters

Met een ‘sportgerelateerde hartstilstand’ of SGHS bedoelen we het plotse stoppen van het hart bij een sporter tijdens of tussen sportsessies, zonder dat er sprake is van een ander medisch probleem, een ongeval of zelfdoding. Ook sporters die onverwacht overlijden terwijl ze rusten of slapen, rekenen we tot de slachtoffers van sportgerelateerde hartstilstand.

Deze pagina gaat over hartstilstand bij sporters tot 35 jaar. Meestal is zo’n hartstilstand het gevolg van een niet-ontdekt, aangeboren hartprobleem, zoals een hartritmestoornis. Boven 35 jaar komen hartstilstanden of hartaanvallen ook en zelfs vaker voor bij sporters, maar meestal heeft dat te maken met een hart- of bloedvatprobleem dat mensen in de loop van hun leven hebben gekregen, zoals een vernauwing van een kransslagader. Dat vergt een andere aanpak en preventiestrategie, met levensstijlaapassingen als stoppen met roken, afvallen, gezonder eten, minder zitten en de juiste vorm van lichaamsbeweging. 

Hoe vaak komt het voor?

Waarschijnlijk krijgen in ons land zo’n 30 mensen per jaar een sportgerelateerde hartstilstand. Dat is een schatting op basis van buitenlandse statistieken en incidenten die de media hebben gehaald. We weten het dus niet zeker. Dat is een van de redenen waarom SKA in december 2016 het Sportcardiaal Actieplan heeft opgezet. We willen immers dat álle gevallen van hartstilstand bij sporters worden bijgehouden, zodat bepaalde incidenten kunnen worden onderzocht. Mogelijk komen we op die manier te weten wat de slachtoffers gemeen hebben en kunnen we extra maatregelen nemen of aanbevelen om het probleem van hartstilstand in de sport tot een minimum te herleiden.

Wat zijn de oorzaken?

Hartstilstand bij jonge sporters kan allerlei oorzaken hebben. Vaak gaat om een erfelijke aandoening, in tegenstelling tot hartproblemen bij 35-plussers. Die laatste hebben dikwijls te maken met ongezonde voeding, roken of te weinig beweging, waardoor kranssagaders en de zuurstofvoorziening van het hart aangetast raken.

In de meeste gevallen van plotse hartstilstand bij jonge sporters blijkt achteraf dat ze al een hartprobleem hadden waarvan niemand op de hoogte was. Vaak is dat een aangeboren afwijking, een hartritmestoornis bijvoorbeeld, zoals het lange-QT-syndroom, het Brugada-syndroom of het Wolf-Parkinson-White-syndroom (WPW).

Een van de oorzaken die we het vaakst zien is hypertrofische cardiomyopatie of HCM. Bij deze erfelijke ziekte wordt het tussenschot van de hartkamers dikker. Dat kan het elektrische systeem van het hart verstoren en tot snelle of onregematige hartslgen (aritmieën) leiden, die op hun beurt plotse hartdood kunnen veroorzaken. HCM is de vaakste voorkomende oorzaak van plotse hartdood bij jonge mensen. De ziekte kan opgespoord worden, maar blijft vaak onopgemerkt doordat mensen geen klachten hebben of zich niet laten onderzoeken. Plotse hartdood door HCM zien we vaker in start-stopsporten als voetbal en basketbal, en zelden in uithoudingssporten.

Ook de ziekte van Marfan, hartklepproblemen en aangeboren afwijkingen van de kransslagaders kunnen in de sport aan de basis liggen van hartdood.

Er bestaan ook niet-aangeboren oorzaken die soms onopgemerkt blijven, zoals myocarditis, een (meestal virale) ontsteking van de hartspier. Myocarditis kan een levensgevaarlijke complicatie zijn van een relatief banale infectie, zoals griep, maar ook allerlei andere virussen kunnen tot deze verwikkeling leiden. Dat is een van de redenen waarom je niet mag sporten als je koorts hebt, en waarom je ook nadien een herstelperiode zonder sport moet respecteren die even lang duurt als de koortsperiode.

Als sporters een hartstilstand krijgen, dan is er dus meestal een onderliggend hartprobleem. Toch kan ook het sporten zelf een nadelige invloed op het hart hebben. Topcardioloog prof. dr. Hein Heidbuchel over sporten en het hart: ‘Sport voorkomt vooral hartziekten, maar de veranderingen in een sporthart kunnen zelf ook bijdragen tot een verhoogde kans op ritmestoornissen. Dat is de sportparadox: sporten verbetert de conditie van het hart, waardoor het aantal hartziekten in de groep van sporters vermindert, maar het sporten verhoogt tegelijk ook licht het risico op een hartstilstand.’

Een speciaal geval van hartstilstand in de sport is commotio cordis, letterlijk vertaald: een hartschudding. Daarbij ontstaat een levensgevaarlijke ritmestoornis als gevolg van een harde klap op het hart, bijvoorbeeld van een basketbal. Als die smak net op het verkeerde moment tijdens de hartslagcyclus komt, dan bestaat het risico dat de hartkamers op hol slaan en de bloedsomloop stilvalt.
Het verschijnsel treft vooral jongens en jonge mannen die een sport beoefenen waarin klappen op de borstkas voorkomen, door een trap, slag of een harde bal. Commotio cordis is gelukkig heel zeldzaam.

Kun je een harstilstand voelen aankomen?

Sporters die een hartstilstand overleefd hebben, melden vaak dat ze tijdens het sporten al voortekenen hadden, zoals hartkloppingen, pijn op de borst of duizeligheid. Heb jij of heeft je kind tijdens het sporten ooit een van die symptomen gehad of , neem dan zeker contact op met je huisarts!

Flauwvallen zonder duidelijke aanleiding kan op een hartprobleem wijzen. Nog een knipperlicht: gevallen van plotse hartdood in je familie, zeker voor de leeftijd van 50 jaar. Maak je je ongerust? Praat er dan over met je huisarts. 

Hartonderzoek via sportkeuring.be

SKA en Gezond Sporten Vlaanderen hebben in opdracht van de Vlaamse overheid een protocol voor een optimaal sportmedisch onderzoek ontwikkeld. Dat protocol begint met een vragenlijst die sporters (of hun ouders) kunnen invullen op www.sportkeuring.be. Daarna krijgen ze advies over het eventuele nut van een onderzoek in hun geval. Gaan sporters op onderzoek, dan kan daar ook een hartfilmpje bijhoren.

Niets doen is geen optie

Intussen moeten we als sportartsen nederig blijven. Met preventieve tests alleen zullen we nooit alle sportdoden kunnen voorkomen. Er glippen nog steeds gevallen door de mazen van het net. Post-mortemonderzoek (na het overlijden van een sporter) kan zeker helpen, maar soms begrijpen we ook na een autopsie niet waardoor een sportershart het heeft begeven. Zelfs met de meest geavanceerde technieken zullen we niet alle incidenten kunnen ontrafelen. Toch vinden veel deskundigen  de combinatie van sportmedische geschiktheidsonderzoeken, wetenschappelijke analyse van hartstilstanden, een betere kennis van en bereidheid tot het toedienen van hartmassage door omstanders, en een bredere beschikbaarheid van hartstarters (AED's) de verstandigste methode om hartstilstand in de sport aan te pakken. Niets doen en het probleem lijdzaam aanvaarden, is geen optie, en wordt ook niet aanvaard door de samenleving.

Waarom 'hartstilstand' en 'hartfalen' niet hetzelfde zijn

(naar het boek 'Ons hart', van cardioloog Pedro Brugada en Marc Geenen, uitgegeven bij Lannoo in 2017)

Er is begripsverwarring tussen de termen ‘hartinfarct’, ‘hartaanval’, 'hartstilstand’, ‘hartfalen’, ‘hartaderbreuk’, ‘flatline’, ‘asystolie’, ‘hartdood’ en ‘plotse dood’. In de media en door de brede bevolking worden die termen vaak door elkaar gebruikt of gelijkgesteld. We zetten de puntjes op de i. 

Hartinfarct’ en ‘hartaanval’ zijn synoniemen. Ze staan voor wat we in vakjargon ‘myocardinfarct’ noemen: een probleem in een kransslagader waarbij de bloedtoevoer naar een deel van het hart stopt en dat deel onherroepelijk afsterft. Bij een hartinfarct kan de pompfunctie uitvallen, maar dat is niet altijd het geval. Hartinfarcten zijn vaker niet dodelijk dan wel.

Hartstilstand’ dan, de aandoening waar deze webpagina's over gaan. 'Hartstilstand' is een correct maar toch enigszins misleidend woord, omdat het hart bij een hartstilstand helemaal niet stil staat! De meest voorkomende oorzaak van een hartstilstand is kamerfibrilleren of ventrikelfibrilleren (V-fib): dat is het op hol geslagen, chaotisch en oppervlakkig trillen van de hartkamers. In die toestand is er nog elektrische activiteit en 'beweegt' het hart nog – razendsnel zelfs – maar van functionele samentrekkingen is geen sprake. Je voelt ook geen polsslag meer. We spreken dan van Polsloze Elektrische Actviteit (PEA). De pompfunctie valt uit en het bloed wordt niet meer voortgestuwd. Het hart is verlamd. ‘Hartverlamming’ zou dan ook een juister alternatief zijn, maar die term wordt zelden gebruikt. Kamerfibrilleren is een levensgevaarlijk verschijnsel dat zonder kordate hulp binnen enkele minuten tot de dood leidt en dat enkel met een elektrische schok kan worden opgelost. In afwachting daarvan kun je hartmassage geven. Maar met massage alleen kun je een hart niet opnieuw aan de praat krijgen. Je neemt alleen de pompfunctie tijdelijk over, zodat de hersenen en andere organen nog wat zuurstof krijgen. Om weer sinusritme te bereiken, moeten we dus een of meer elektrische schokken toedienen. Dat laatste noemen we ‘defibrilleren’; letterlijk betekent dat ‘onttrillen’. Als je buiten het ziekenhuis een hartstilstand hebt en niet meteen hartmassage en/of defibrillatie krijgt, dan is het risico dat je overlijdt hoger dan 90 procent.

Een ‘hartfalen’ is nóg wat anders. Je leest vaak dat een jonge sporter 'bezweken is aan hartfalen', maar meestal is er een acuter probleem in het spel, zoals een ritmestoornis of een aorta-aneurysma dat barst . Met 'hartfalen' zou in theorie elke vorm van falen kunnen worden bedoeld, en dus ook een hartstilstand, maar doorgaans slaat dit woord in de medische wereld op een min of meer geleidelijk aftakelingsproces waarbij het hart mettertijd steeds minder goed in staat is bloed rond te pompen, door een lekkende hartklep, verloren hartspierweefsel na een hartinfarct, of door ongecontroleerde en langdurige hoge bloeddruk bijvoorbeeld. Een gezond hart kan bij elke contractie zowat driekwart van het bloed in de linkerkamer naar de aorta drijven. Een falend hart pompt op den duur nog maar een beetje bloed weg en uiteindelijk pompt het helemaal niets meer. Dat geleidelijke proces is niet aan de orde in geval van een onfortuinlijke sporter met een (verborgen) hartprobleem die het ene moment nog volop kan presteren en enkele ogenblikken later in één klap bezwijkt. In zo'n alles-naar-niets-scenario spreek je beter niet van 'hartfalen'. 

Een ‘hartaderbreuk’ is een scheur van de aorta, onze grootste slagader, door een ongeval of door een uitstulping (verwijding of aneurysma) die langzaam groter wordt en op een gegeven moment scheurt of barst. Ook het woord 'hartaderbreuk' klopt niet; het zou 'hartslagaderbreuk' of 'aortaruptuur' moeten zijn. Hoe dan ook, als de breuk groot is, verlies je in geen tijd heel veel bloed en valt de bloedsomloop stil. Zonder onmiddellijke gespecialiseerde hulp zijn je overlevingskansen zero.

De term ‘flatline’ kennen de meeste mensen van ziekenhuisseries op tv. Je ziet op de hartmonitor hoe het piekjespatroon en de bijhorende bliepgeluidjes eerst verstoord raken en op den duur veranderen in een strakke horizontale lijn met één langgerekte pieptoon. Dat kan twee dingen betekenen: de apparatuur werkt niet, of er valt geen elektrische hartactiviteit meer te registreren in het hart. In vakjargon noemen we dat ‘asystolie’. Vroeger zag je weleens hoe tv-dokters als gekken elektrische schokken gingen toedienen, met steeds meer joules, maar bij een flatline komt die actie te laat. Schokken worden toegediend met een defibrillator. Die stopt het trillen door de ontregelde elektrische activiteit in alle hartspiercellen tegelijk op nul te zetten – je zou dus kunnen zeggen dat een defibrillator eerder een asystolie veroorzaakt dan er een oplost! – zodat de natuurlijke pacemaker van het hart weer zijn normale job kan doen. Het is een 'hard reset'. Bij een flatline trilt er niets meer en valt er ook niets meer te onttrillen. Je kunt dan enkel nog medicatie toedienen om het hart weer op gang te brengen, meestal adrenaline in eerste instantie.

Met ‘hartdood’ of ‘plotse dood’ ten slotte bedoelen we het natuurlijke, maar plotse en onverwachte overlijden van een persoon door een onbenoemd of onbekend hartprobleem. Als je de onderliggende oorzaak van het pompdefect (nog) niet kent, of als je die niet wil benadrukken omdat vooral het gevolg ertoe doet — het overlijden dus — dan spreek je van ‘plotse hartdood’.

Kritiek op hartonderzoek bij jonge sporters

Niet iedereen is voorstander van een preventief hartonderzoek bij jonge sporters. Zo publiceerde het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) in 2015 een rapport met als conclusie dat zo'n onderzoek te veel fout-positieven oplevert en mensen nodeloos bang maakt, dat het de samenleving te veel kost in verhouding tot het aantal mensenlevens dat je kunt redden, en dat het al bij al meer kwaad dan goed doet.

SKA reageerde dat ons onderzoeksplatform, via sportkeuring.be, niet alleen op het hart focust maar op het hele lichaam, en dat dus ook de longen, spieren, botten, gewrichten, de stand van de ledematen, de zintuigen, hersenen en alle andere relevante aspecten van iemands sportmedische geschiktheid worden onderzocht. Dat maakt het sportmedisch onderzoek sowieso de moeite waard voor veel sporters, zelfs los van het hartonderzoek. De kosten van het totale onderzoek (60 tot 80 euro) worden ook niet door de maatschappij gedragen, maar door de sporter (al springen steeds meer ziekenfondsen gedeeltelijk bij). Dat het onderzoek fout-positieven oplevert, klopt. Soms vinden we 'iets' wat na verder onderzoek 'niets' of onschuldig blijkt te zijn. Dat is jammer en het vormt dan ook een permanent aandachtspunt. We doen er alles aan om onze sportartsen zo bij te scholen dat ze de laatste wetenschappelijke bevindingen kunnen meenemen in hun analyse van het rust-ecg (zoals de herziene Seattle-criteria), opdat het onderzoek zo weinig mogelijk fout-positieve gevallen zou meebrengen. De kritiek van het KCE dat we mensen nodeloos bang maken, is niet wetenschappelijk onderbouwd. Het is onze ervaring dat de meeste sporters die extra onderzoek krijgen - een kleine minderheid - het niet erg vinden als ze toch gezond blijken te zijn, en dat ze er vervolgens meer dan ooit naar uit kijken om te kunnen (blijven) sporten..

Wat het aantal geredde mensenlevens betreft: dat is koffiedik kijken zolang we geen beter zicht hebben op het aantal jonge sporters dat momenteel jaarlijks overlijdt tijdens of tussen sportsessies. Niet alle gevallen halen de media of de statistieken. Dat is juist een van de redenen waarom we een meldpunt voor sportgerelateerde hartstilstand bepleiten. Daarbij komt dat we ook moeten denken aan de bijzonder negatieve maatschappelijke impact van sportgerelateerde hartstilstand op de motivatie van mensen om te (blijven) sporten, en aan de kansen op gezondheidswinst die op die manier worden ontnomen.

Sportgerelateerde hartstilstand U35 sinds 2000

Het document dat je hierboven kunt downloaden is een voorlopige, onvolledige lijst met bekende casussen van bevestigde of vermoedelijke hartstilstand bij Belgische sporters of sporters die in België actief zijn geweest. De lijst omvat enkel gevallen die in de pers zijn geweest en start ook pas deze eeuw. Ook voor het jaar 2000 waren er tientallen gevallen van SGHS in België die de pers hebben gehaald, maar hoe ouder het incident, des te moeilijker het wordt de omstandigheden te achterhalen of na te gaan in welke mate eventueel dopinggebruik heeft meegespeeld.

Groene velden gaan over hartincidenten die niet dodelijk afliepen.

De gegevens in het vak ‘Omstandigheden’ zijn deels gebaseerd op berichten in de media en konden niet altijd worden geverifieerd. Ziet u een fout of onvolledigheid, gelieve dat dan a.u.b. te melden op hartstilstand@sportartsen.be